Als een werkgever gebruik heeft maakt van de mogelijkheid tot werktijdverkorting kan de werknemer bij ontslag nog steeds aanspraak maken op een gewone ww-uitkering. Maar de ww-uitkering die de werknemer kreeg tijdens de werktijdverkorting wordt dan voortgezet als gewone ww-uitkering. Dit heet in UWV-jargon 'herleving van uitkering'. De gewone ww-uitkering is wel korter, omdat de werknemer al een deel van de ww-uitkering heeft gebruikt voor de werktijdverkorting. Om weer nieuw recht op ww op te bouwen moet de werknemer opnieuw 26 weken gewerkt hebben. Daarbij tellen de weken van de werktijdverkorting mee. Ook als de werknemer toen helemaal niet werkte.