
Met een A1-verklaring kan de werknemer, als hij tijdelijk buiten zijn eigen land werkt, aantonen dat hij toch in zijn eigen land sociaal verzekerd is. Alle landen van de Europese Unie gebruiken dit formulier. Wat zijn de knelpunten bij de regels rond de A1-verklaring en welke oplossingen zijn hiervoor?
De werkgever kan een A1-verklaring voor de werknemer aanvragen. In Nederland kan dit bij de Sociale Verzekeringsbank.
Met een A1-verklaring is aan te tonen in welk land de sociale verzekeringspremies (voor bijvoorbeeld AOW, kinderbijslag en werkloosheid) worden betaald.
Minister Koolmees van Sociale Zaken heeft de Tweede Kamer een analyse gestuurd over de knelpunten in de regels rond de A1-verklaringen.
Coördinatieverordening sociale zekerheid
De Coördinatieverordening coördineert de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten. Volgens deze Verordening is in principe één sociaal zekerheidsstelsel van één lidstaat van toepassing op personen die van hun recht op vrij verkeer gebruik maken. Zo is duidelijk in welk land zij verzekerd zijn voor de sociale zekerheid en waar zij premies moeten afdragen.
Werklandbeginsel
De aanwijsregels in de Coördinatieverordening zijn primair gebaseerd op het werklandbeginsel. Een persoon valt dus in beginsel onder de sociale zekerheidswetgeving van het land waar hij werkt.
Uitzondering: gedetacheerde werknemer
Een gedetacheerde werknemer kan echter gedurende twee jaar verzekerd blijven voor sociale zekerheid in het zendende land. Deze mogelijkheid beschermt gedetacheerde werknemers tegen een verbrokkelde sociale zekerheidsopbouw en moet bijdragen aan het realiseren van het vrije verkeer van werknemers. Zonder de detacheringsmogelijkheid zullen mensen minder snel bereid zijn om tijdelijk in een ander land te werken.
A1-verklaringen
Om dubbele verzekering en premieheffing te voorkomen worden binnen de EU A1-verklaringen gebruikt om aan te tonen dat er een andere sociale zekerheidswetgeving van toepassing is dan de lidstaat waar gewerkt wordt.
Het gevolg hiervan is dat er, als gevolg van premieverschillen tussen lidstaten, verschillen in arbeidskosten kunnen optreden tussen een werknemer en een gedetacheerde werknemer.
Om te voorkomen dat detachering wordt gebruikt als een route voor oneigenlijke concurrentie moeten deze regels daarom voldoende restrictief worden vormgegeven.
Ook moeten de procedures rondom de afgifte en intrekking van de A1-verklaringen zo zijn vormgegeven dat er alleen A1-verklaringen worden afgegeven wanneer er aan alle voorwaarden voor detachering is voldaan.
Oneerlijke concurrentie bestrijden
Nederland heeft zich de afgelopen jaren ingezet om oneerlijke concurrentie te bestrijden door te komen tot een aanscherping van de regels in de Coördinatieverordening die het toepasselijke sociale zekerheidsstelsel aanwijzen. Een specifiek aandachtpunt hierbij zijn de procedures voor afgifte en intrekking van de A1-verklaring.
1 Procedure voor afgifte A1-verklaring
De instelling die een A1-verklaring afgeeft is verantwoordelijk voor het feit dat de informatie op basis waarvan de verklaring is afgegeven correct is. Hiervoor is het belangrijk om alle relevante feiten nauwlettend te beschouwen. Om dit goed te kunnen doen moet de juiste informatie worden uitgevraagd bij de aanvrager van de verklaring.
Standaardvragenlijst
De Administratieve Commissie voor de coördinatie van sociale zekerheidsstelsel (AC) heeft daarom in oktober 2017 een aanbeveling aangenomen met een standaardvragenlijst op basis waarvan de uitgevende instellingen de noodzakelijke informatie kan uitvragen alvorens een A1-verklaring af te geven.
Vervalste verklaring
In voorkomende gevallen is er echter helemaal geen A1-verklaring afgegeven, maar is er sprake van een vervalste A1-verklaring. Dit is een probleem dat niet alleen voorkomt bij A1-verklaringen, maar ook met andere formulieren die aan de burger zelf worden meegegeven op basis van de Coördinatieverordening (zogenaamde portable documents).
Echtheidskenmerken
De AC roept lidstaten op om hun A1-verklaringen van bepaalde echtheidskenmerken te voorzien. Daarnaast zal de implementatie van de elektronische uitwisseling van sociale zekerheidsinformatie via het EESSI systeem (voorzien medio 2019) de verificatie van A1-verklaringen aanzienlijk moeten vereenvoudigen.
2 Procedure voor intrekking A1-verklaring
De A1-verklaring kan alleen worden ingetrokken door de lidstaat die hem heeft uitgegeven.
Deze bindende rechtskracht heeft als gevolg dat het werkland met gebonden handen staat wanneer het constateert dat de A1-verklaring onterecht is afgegeven, maar de uitgevende lidstaat hem niet intrekt.
Samenwerking tussen lidstaten
Nederland geeft daarom de voorkeur aan een procedure die niet langer gebaseerd is op eenzijdigheid, maar één die gebaseerd is op samenwerking tussen de lidstaten in kwestie.
Op basis van de aanpassingen aan de Coördinatieverordeningen die in de Raad zijn overeengekomen blijft het zendende land bevoegd om de A1-verklaring in te trekken. Vanuit het principe van de rechtszekerheid is dit begrijpelijk.
De voorgestelde aanpassingen aan de Coördinatieverordeningen hebben echter wel tot doel om de samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot deze verklaringen te verbeteren.
Ook is de bemiddelingsprocedure bij geschillen over een A1-verklaring verstevigd, moet er altijd met terugwerkende kracht worden hersteld als er sprake was van fraude bij de aanvraag en wordt het voor het ontvangend land mogelijk gemaakt om een A1-verklaring niet te accepteren, wanneer hij niet volledig is ingevuld en de uitgevende instelling dit gebrek niet binnen 30 dagen repareert.
3 Detachering op basis van artikel 12 Coördinatieverordening
De aanwijsregels voor de bepaling van de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving in de Coördinatieverordening zijn primair gebaseerd op het werklandbeginsel.
Uitzondering op hoofdregel
De detacheringsbepaling in artikel 12 van de Coördinatieverordening vormt echter een uitzondering op deze hoofdregel, waardoor personen die voor een beperkte periode in een ander land gaan werken onder bepaalde voorwaarden voor deze periode onder het sociale zekerheidsstelsel van hun lidstaat van herkomst blijven vallen.
Geen oneerlijke concurrentie
Hoewel deze uitzondering het vrij verkeer van personen kan dienen, moet hij niet leiden tot oneerlijke concurrentie en afbreuk doen aan het principe “gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek”. Hiervoor is het belangrijk dat deze regel voldoende restrictief is vormgegeven en goed handhaafbaar is.
Termijn van 3 maanden
Ook met betrekking tot dit punt zijn er positieve stappen gezet in de aanpassingen aan de Coördinatieverordeningen die zijn overeengekomen. Dit betreft ten aanzien van detachering de opname van het vereiste van een termijn van 3 maanden voorafgaande verzekering in het zendende land.
Hiermee wordt de band verstevigd die nodig is tussen de persoon en de lidstaat voordat de betreffende persoon uit deze lidstaat kan worden gedetacheerd.
Onderbrekingsperiode van 2 maanden
Ook is overeengekomen het vervangingsverbod bij detachering aan te scherpen door in de Coördinatieverordening een onderbrekingsperiode van 2 maanden op te nemen. Pas nadat die onderbrekingsperiode is verlopen kan een nieuwe detacheringstermijn starten.
4 Werk in meer dan één lidstaat – artikel 13 Coördinatieverordening
Net als bij detachering op basis van artikel 12 vormt de aanwijsregel bij werk in twee of meer lidstaten een uitzondering op het werklandbeginsel. Ook hier is het daarom belangrijk dat deze regel voldoende restrictief is vormgegeven en goed handhaafbaar is.
Schijnconstructies
De huidige aanwijsregel biedt mogelijkheden voor schijnconstructies, zoals deze bijvoorbeeld voorkomen in het (internationale) transport. Deze schijnconstructies maken misbruik van de regel die de sociale zekerheidswetgeving van de vestigingsplaats van de werkgever aanwijst als de toepasselijke wetgeving voor zijn werknemers.
Zetel van de werkgever
In de overeengekomen aanpassingen van de Coördinatieverordeningen zijn er criteria opgenomen aan de hand waarvan de zetel van de werkgever kan worden bepaald. De praktijk moet uitwijzen of dit voldoende is om op te treden tegen de beschreven schijnconstructies.
Conclusie
Er zijn belangrijke stappen genomen om zowel de juridische belemmeringen als de problemen van een meer praktische aard weg te nemen die de handhaving met betrekking tot A1-verklaringen bemoeilijken.
Op dit moment is het belangrijkste om ervoor te zorgen dat de geïnitieerde en overeengekomen wijzigingen worden aanvaard, goed worden geïmplementeerd en vervolgens ook worden gehandhaafd. Als dat gebeurd is kan een goede inschatting worden gemaakt of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Kamerbrief analyse A1-verklaringen