
De kantonrechter in Zwolle buigt zich over een vordering van een werknemer tot betaling van het vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen in 2016 en 2017 na beëindiging van zijn dienstverband.
De werknemer heeft op basis van de arbeidsovereenkomst recht op 25 vakantiedagen per jaar en neemt tijdens de bedrijfssluiting vakantie op. Ook blijkt hieruit dat hij tijdens de collectief opgenomen ATV/ADV-dagen als het bedrijf in verband daarmee is gesloten, vakantiedagen geniet boven de aan hem toegekende dagen.
Bij de berekening van het aantal resterende vakantiedagen gaat de werkgever er ten onrechte vanuit dat hij de als (extra) vakantiedagen genoten ATV-dagen in verband met de bedrijfssluiting tijdens die dagen op het saldo van 25 dagen in mindering mag brengen. De rechtbank neemt daarom alleen de 25 vakantiedagen mee en niet de genoten vakantiedagen die samenvallen met de collectief genoten ATV-dagen. Verder gaat de rechtbank uit van het door de werknemer verstrekte Overzicht ADV-, snipper en vakantiedagen 2016.
Vakantiedagen
De werknemer heeft in 2016, tot december van dat jaar (toen is hij geschorst) de volgende vakantiedagen genoten: 8 februari (carnaval), 25 maart (Goede vrijdag) en 1 tot en met 19 augustus (bouwvak). Dat levert een totaal op van 17 vakantie- en snipperdagen. Duidelijke aanwijzingen ontbreken dat hij in 2016 meer vakantiedagen heeft genoten die op het saldo van 25 in mindering mogen worden gebracht.
De ATV-dagen komen bovenop het vakantiesaldo. Er blijven dus 8 van de 25 dagen over. In 2017 heeft de werknemer 12½ vakantiedagen opgebouwd, en door de schorsing geen vakantiedagen kunnen opnemen. In totaal dus 20½ niet-genoten vakantiedagen per einde dienstverband.
De werkgever mag de door de werknemer onder werktijd vermeende verrichte privé-activiteiten niet met het vakantiedagensaldo verrekenen.
Verval
Van verjaring na vijf jaren of van verval na zes maanden is geen sprake. Verjaring niet omdat de termijn van vijf jaren niet is verstreken, en verval niet omdat de werknemer door de schorsing in december 2016 geen vakantiedagen meer kon opnemen.
Het beding in de arbeidsovereenkomst dat niet-genoten vakantiedagen aan het einde van het jaar vervallen is in strijd met de wet en daarom nietig.
Vergoeding
Wat betreft de omvang van de vergoeding gaat de rechtbank uit van de volgende salariscomponenten: het bruto maandsalaris van € 7.839,44 vermeerderd met € 627,16 vakantiegeld en met het bedrag van de gemiddelde winstdeling per maand van € 2.189,69.
Het salaris per maand bedraagt € 10.656,29 bruto. Dat levert, uitgaande van gemiddeld 260 werkdagen per jaar (52 weken van vijf dagen) en een jaarloon van € 127.875,48 (12 x € 10.656,29) een all-in dagloon op van € 491,83. De vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen bedraagt dus 20½ x € 491,83 is € 10.082,49 bruto.
Het vakantiegeld is becijferd op een bedrag van € 7.499,25 bruto. In totaal heeft de werknemer dus nog recht op € 17.581,74 bruto. De werkgever moet dit bedrag betalen aan de werknemer, aldus de rechtbank.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 18 juli 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2695